Poesía

Ester Naomi Perquin (Holanda). Traducción de Diego J. Puls

 

 

 

 

Ester Naomi Perquin (Holanda, 1980)

 

Traducción de Diego J. Puls

 

 

 

 

SECRETO DE ESTADO

 

Pájaro de enorme talla fregado

a conciencia por altísimos cepillos y

escondido encima del fino cordel

del que ha de pender en este vuelo.

 

Colaboración de potencias ignotas,

artilugios de un Estado oculto.

¿Las muchachas de minifalda y sombrero?

Silencio preceptivo. O profesión de fe.

 

Una vez arriba, tan baja es la presión que

cualquier noción –cuán torpe, cuán pesado,

cuán lento– de gravedad se esfuma.

Lo que desconoce no se precipita.

 

Y ¿quién paga a los hombres que pasan

las nubes al nivel de las alas?

¿Quién les lava los overoles azul cielo?

 

 

 

 

EXTRAÑOS

 

Así como tú te reconoces en una foto en la que apareces

de espaldas pero al resultarte antinatural prefieres

ya no estar, así el otro es

 

igualito a como te imaginas: no está bien saber demasiado,

los secretos dibujan la razón, dan de qué ocuparse.

 

Abre un profundo mar entre tú / el otro y tíñete el pelo,

mantente inaudible ante todo intento mutuo, resiste

la aproximación con nombres pronunciados como rocas.

 

Da plena publicidad y entabla una guerra, sé en todo

momento invariable. No concurras con nadie.

 

 

 

 

GRAN HERMANO

 

Sin padre ni madre para bajarnos de los árboles

a comer o a dormir, el verano de más escaladas en años.

 

No quería cola de caballo, hacía jirones los vestidos,

se me enredó el pelo en las ramas: tú buscaste

unas tijeras y me hice soldado pero

la espada era muy pesada y no lograba

levantar el escudo del suelo.

 

Me gritaste hacia arriba y yo escalé y escalé.

Calor subió a los árboles, hasta altas horas de la noche

te echaste como un animal en la rama más baja.

 

No podían acercarse leones ni asesinos.

Para ser mujer, monté guardia de manera excelente.

 

 

 

 

EXPLICACIÓN

 

Yo aquella noche no estaba. Y si estaba no lo sabía.

El que bebieran, a veces se oyen cosas, el que hicieran

algo indebido no lo había entendido hasta ahora.

 

No tenía idea de lo que pasaba, además todos los que

vi allí me mantuvieron al margen por el hecho

de que yo no estaba. No aquella noche.

 

Por lo que respecta a esa mujer no sabría exactamente.

Nunca la conocí y si la conociera no habría pensado

mucho en ella porque las mujeres

de los amigos se olvidan.

 

Y también los amigos se olvidan, a esos hombres por ejemplo

no los he visto antes y como no sé quiénes son,

no sé dónde estaban esa noche.

 

Pero las cosas pasan, nos pasan a ti y a mí,

a perfectos desconocidos, pasan cosas

en casas donde uno nunca ha estado.

 

Quizá haya sido un macetón. El macetón le cayó

en la cara de manera horizontal y bastante fuerte y

a lo mejor hasta varias veces pero

dicen tantas cosas, era una noche

llamativamente oscura.

 

Recuerdo que en casa donde estaba

mirando hacia afuera desde la cama

pensé un negro tan profundo

rara vez se ve.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

STAATSGEHEIM

 

Overmaatse vogel door hoog in de lucht

gestoken borstels schoongeschrobd en

bovenop het dunne touw verstopt

waaraan hij deze vlucht moet hangen.

 

Samenspel door onbekende machten,

trucages van een verborgen overheid.

Die meisjes met rokjes en hoedjes?

Zwijgen verplicht. Of moeten geloven.

 

Eenmaal boven is de druk zo laag

dat elk besef –hoe log, hoe zwaar,

hoe traag– van zwaartekracht verdwijnt.

Wat niet weet, wat niet valt.

 

Maar wie betaalt de mannen die de wolken

langs de vleugels trekken?

Wie wast hun hemelsblauwe overalls?

 

 

 

 

VREEMDEN

 

Zoals je jezelf op een foto waarop je ruggelings staat afgebeeld

herkent maar omdat het onnatuurlijk blijft

liever niet meer bent – zo is de ander

 

precies zoals je zelf al denkt: het is niet goed teveel te weten,

geheimen tekenen verstand, geven iets om handen.

 

Leg tussen jezelf / de ander een diepe zee en verf je haren,

hou je onhoorbaar voor elke poging tot elkaar, verzet je

tegen nadering met rotsvast uitgesproken namen.

 

Geef volle ruchtbaarheid en ga een oorlog aan, wees

te allen tijde onveranderbaar. Val met niemand samen.

 

 

 

 

GROTE BROER

 

Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen

voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.

 

Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden,

raakte met haren in takken verward – jij haalde

een schaar en ik werd een soldaat mar

het zwaard was zo zwaar en het schild

kreeg ik niet van de grond.

 

Je schreeuwde me hoger – ik klom dus en klom.

Warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht

lag jij als een dier op de onderste tak.

 

Er konden geen leeuwen of moordenaars komen.

Ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.

 

 

 

 

VERKLARING

 

Ik was er niet bij die nacht. En als ik erbij was dan wist ik dat niet.

Dat er werd gedronken, je hoort wel eens wat, dat ze

verkeerde dingen deden heb ik nu pas begrepen.

 

Ik had geen idee wat er speelde, trouwens iedereen die ik

daar zag heeft me erbuiten gelaten vanwege

dat ik er niet was. Niet tijdens die nacht.

 

Wat die vrouw betreft zou ik het niet precies weten. Ik heb haar

nooit gekend en als ik haar kende dan zou ik niet vaak

aan haar hebben gedacht want de vrouwen

van vrienden vergeet je.

 

En ook je vrienden vergeet je, die mannen heb ik bijvoorbeeld

niet eerder gezien en omdat ik niet weet wie het zijn,

weet ik niet waar ze waren die nacht.

 

Maar dingen gebeuren nou eenmaal bij jou en bij mij,

bij volslagen onbekenden, dingen gebeuren

in huizen waar je nooit bent geweest.

 

Misschien was het een plantenbak. Die plantenbak viel

horizontaal op haar gezicht en tamelijk hard en

misschien wel verschillende keren mar

ze zeggen zoveel, het was een

opmerkelijk donkere nacht.

 

Ik weet nog dat ik thuis waar ik dus was

vanuit mijn bed naar buiten keek

en dacht zulk diep zwart

zie je maar zelden.

 

 

 

 

 

Ester Naomi Perquin (Holanda, 1980) es una de las más exitosas poetas jóvenes de Holanda. Para costearse los estudios de escritura creativa en Ámsterdam, trabajó como carcelera antes de presentar su primer poemario, Servetten halfstok [Servilletas a media asta] (2007). A este le siguieron Namens de ander [En nombre del otro] (2009) y Celinspecties [Inspecciones de celdas] (2012). Ambos poemarios, varias veces reeditados, fueron galardonados con un aluvión de premios literarios, entre ellos el premio J.C. Bloem, el premio Lucy B. & C.W. van der Hoogt y el premio de poesía VSB.